Ik ben een veertiger. Mijn jonge zonen
nemen geregeld vrienden mee naar huis.
Stemmen als donderslagen. Regenruis.
Bij dit plezierig onweer wil ik wonen
want het gerommel en de zuivere lucht
stemmen mij mild en loom. Tot plotseling ik
een lang vergeten stembuiging, een blik
herken van toen. Weerlicht. Tijd valt terug,
valt samen met een felle blije pijn,
een hunkering die aan de tijd genas.
Ik weet ineens: als ik nú dertien was –
op welke jongen ik verliefd zou zijn.
Reacties
Reacties zijn gesloten.